Trouw

In Trouw schreef Rob Schouten een recensie over Aan het einde van de oorlog. Abonnees lezen zijn stuk hier, anderen hieronder. Rob Schouten en ik kennen elkaar al heel lang, zij het bijzonder oppervlakkig, namelijk sinds de keer dat ik hem vijftien jaar geleden op het Boekenbal aanzag voor Thomas Verbogt.

Bert Natter schreef een helse pageturner over een zelfbedacht concentratiekamp

De roman Aan het einde van de oorlog belicht één gruwelijke dag in een Duits concentratiekamp. Je blijft doorlezen, maar bij het slot heeft Rob Schouten zijn twijfels.

Een herdershond valt zijn begeleidster aan en wordt afgemaakt. Een kampcommandant beveelt een kamparts alle bewijzen van experimenten op gevangenen te vernietigen voordat de geallieerden komen. Een Joodse gevangene holt zo snel hij kan naar zijn veilige barak.

Het zijn zomaar wat kampscènes op een willekeurige dag tijdens de Tweede Wereldoorlog. Of toch niet helemaal willekeurig: het is 20 april 1945, de laatste verjaardag van de Führer.

Bert Natter schrijft zijn roman Aan het einde van de oorlog op een moment dat de Tweede Wereldoorlog weer volop in de belangstelling staat. Een jaar of twintig geleden, na toonaangevende romans over de oorlog van Marga Minco, W.F. Hermans, Harry Mulisch en vele anderen, leek het voor de Nederlandse literatuur een langzaam uitstervend onderwerp. Maar de hedendaagse oorlogen elders en de opening van de nationale oorlogsarchieven hebben de belangstelling voor WOII weer aangewakkerd.

Gedisciplineerde verwarring

Aan het einde van de oorlog is een kaleidoscopisch megaproject van meer dan 600 pagina’s. Natter beschrijft die ene oorlogsdag op 20 april, vlak voor de bevrijding, in en om een (fictief) concentratiekamp ergens in het noordoosten van Duitsland.

Hij doet dat aan de hand van dertig uiteenlopende personages: de plaatsvervangend kampcommandant, een vrouwelijke kampbeul, een aantal gevangen verzetsstrijders, de familie van de commandant, wat dorpsbewoners, twee kinderen, een Wit-Russische soldaat, een aantal Joden dat tot het Sonderkommando behoort en zo nog wat getuigen.

Natter heeft een bijzonder moment uitgekozen: de Russen komen eraan, de nazi’s vieren Hitlers laatste verjaardagsfeest en proberen gehaast hun sporen uit te wissen. Ze vergassen de laatste slachtoffers, overal heerst een soort gedisciplineerde verwarring. Dat alles weet Natter treffend te raken. Maar de voornaamste vraag bij dit boek blijft voor mij toch: werpt hij hiermee een nieuwe blik op die toch wel enigszins uitgekauwde Tweede Wereldoorlog?

Niet als het om zijn personages gaat. Die zijn nogal schematisch opgezet, volgens bekende lijnen. Je herkent ze uit de literatuur, de geschiedenisboeken en documentaires: plaatsvervangend kampcommandant (en mislukt pianist) Karl Zehlendorf is een soort Eichmann, een preciezige bureaucraat. Kampbeul Eva Deutz is gewetenloos, de jongens zijn kwajongens, de Joodse Sonderkommando’s bang en onderdanig. Het zijn voornamelijk clichés.

Een veelkoppig monster

Het bijzondere van Natters aanpak is zijn brede en meervoudige perspectief: steeds schiet je van de ene gezichtshoek naar de andere. Dat leest enigszins onrustig, maar het resultaat is wel dat je een heel veelzijdig en bijzonder beeld van zo’n dag in het concentratiekamp krijgt. Een beetje alsof er een onbewogen goddelijk oog van boven op al dat ellendige menselijk gewemel beneden neerkijkt.

Een voorbeeld: gevangene Gisele grijpt de jongste zoon van Obersturmfuhrer Zehlendorf bij de kladden, wordt daarom gegeseld door kampbeul Eva, waarna bewaker Lothar ingrijpt en Gisele en Ernst samen worden afgevoerd. We krijgen de korte maar cruciale scène van alle vier te horen: eerst Ernst, dan Gisele, dan Eva, dan Lothar. Het geeft je een sensatie van de oorlog als veelkoppig monster, met oneindig veel gezichtspunten.

Natter heeft zijn roman met diverse plots uitgerust, inclusief enige scharrige romantiek, een verkrachting en vooral veel executies. De belangrijkste daarvan is de verdwijning van Ernst, de jongste zoon van kampcommandant Zehlendorf, tot wanhoop van zijn ouders. Hij is per ongeluk terechtgekomen in een groepje vrouwen dat ontluisd is en waarschijnlijk vergast gaat worden.

Het gaat zoals het gaat

Hoe dat afloopt, verklap ik niet, maar het heeft ook zonder afloop al genoeg tragische dimensies. Gevangene Gisele, een van de vrouwen die alle reden heeft om Zehlendorf te haten, realiseert zich dat ook zijn zoon Ernst dit niet verdiend heeft. ‘Maar het moet gebeuren. Ze mag de twijfel niet toelaten. Er is geen ontkomen aan dat dit onrecht zal plaatsvinden.’ Dat is een beetje de grondtoon van deze veelkleurige roman: het gaat zoals het gaat, hoe cynisch ook.

Gek genoeg zorgt deze fatalistische dimensie er ook voor dat je ondanks alle gruwelen door blijft lezen – iets wat mij bijvoorbeeld bij de roman De welwillenden van Jonathan Littell, waaraan Natters roman in de verte soms doet denken, niet lukte. Te plastisch, te erg, te mensonterend.

Natters boek heeft dat niet, al stokt je adem wel zo nu en dan bij de zoveelste nazi-wreedheid en het koude cynisme dat ermee gepaard gaat. Het is in feite een hellevaart als pageturner.

De vraag of dat wel passend is voor een boek over de gruwelen van de concentratiekampen, is eerder beantwoord door literatuurwetenschapper Samuel Dresden in zijn studie Vervolging, vernietiging, literatuur. Daarin betoogt hij dat het toch altijd vooral de literaire aard van boeken over de oorlog moet zijn die de doorslag geeft, en niet het sensationele of aangrijpende karakter van de beschreven gebeurtenissen.

Een orgie van geweld

Natter schrijft literatuur, geen twijfel mogelijk. Al is het misschien niet de allerhoogste literatuur; hij houdt de lezer gevangen door de manier waarop hij zijn personages, het leven in het kamp en de chaos van de laatste oorlogsdagen beschrijft. Niet alles klinkt even waarschijnlijk of authentiek, en in feite beschrijft hij een zelfbedacht concentratiekamp. Maar al met al heeft hij de complexiteit van de gebeurtenissen en al die botsende karakters en levens meeslepend in beeld gebracht.

Het whodunit-achtige karakter van de belangrijkste plot botst daar wat mij betreft niet mee, want dat vertegenwoordigt precies het absurde, krankzinnige karakter van de oorlog, elke oorlog.

Natters boek eindigt overigens in een orgie van geweld en pathetiek waar ik wel mijn twijfels bij heb: overhoopgeschoten kampbewoners, een gek geworden nazi die de Pathétique van Beethoven speelt, zelfdodingen en executies. Het is een operatesk en afstompend slot. Ik had eerlijk gezegd op een iets berustender en filosofischer einde gehoopt. Maar ja, in de oorlog heb je het meestal niet voor het zeggen.

Rob Schouten, 20 februari 2025, 06:00